In onze samenleving kun je veel uitbesteden. Oppas, belastingaangifte, huishoudelijke hulp, zorg, klusjes. Wie het geld heeft, koopt tijd, rust en overzicht. Maar wat als je dat allemaal niet kunt betalen?
Wat als je niet tot die groep behoort?
Wat als je leeft op of net boven het sociaal minimum — nét te veel voor hulp, nét te weinig om rond te komen? Of wat als je een modaal inkomen hebt, maar door hoge woonlasten, zorgkosten en kinderopvang nauwelijks iets overhoudt? Dan wordt elk gemeentelijk formulier een stressmoment. Elke oproep tot participatie een extra last. Dan is een kapotte wasmachine een ramp, geen ongemak. Dan is hulp vragen geen keuze, maar een overlevingsstrategie.
We vragen veel van mensen. We zeggen: doe mee, denk mee, regel het zelf. Maar dat lukt vooral mensen die wél kunnen uitbesteden. Die iemand hebben voor de kinderen, voor de belastingpapieren, voor het huishouden. Die kunnen deelnemen aan een participatieavond zonder zich af te vragen wie er thuis kookt of oppast.
Wat als je die luxe niet hebt?
Ook modale huishoudens lopen vast. Ze krijgen geen toeslagen, geen kwijtschelding, geen energietoeslag. Maar ze dragen wél alle kosten. En net als de mensen met lage inkomens, kunnen ze niets overlaten aan anderen. Geen hulp inkopen, geen ruimte creëren, geen fouten permitteren.
Wat als je nooit mag falen, omdat de marges te klein zijn?
In het minimabeleid proberen we als gemeente mensen te ondersteunen. Maar vaak zijn de regelingen complex, onbekend of sluiten ze niet aan bij wie net buiten de officiële grenzen valt. Participatie klinkt goed, maar vraagt tijd, overzicht en mentale ruimte. Wie voortdurend moet overleven — ook met een modaal inkomen — heeft die ruimte niet.
Wat als je niet de rust hebt om een brief te lezen, laat staan om je stem te laten horen?
Ook in de Wmo lopen mensen tegen grenzen aan. De aanvraagprocedures zijn vaak ingewikkeld, de drempels hoog. Juist wie zorg of ondersteuning nodig heeft, heeft niet altijd de energie of het overzicht om de weg naar hulp te vinden. En zonder een netwerk dat kan bijspringen, blijft formele hulp soms onbereikbaar.
Wat als juist de mensen die het hardst zorg nodig hebben, afhaken voordat ze geholpen zijn?
We zien een kloof ontstaan tussen wie het systeem naar zijn hand kan zetten, en wie erdoor vermalen wordt. Tussen wie hulp kan inkopen, en wie moet wachten tot er hulp komt. Tussen wie de ruimte voelt om mee te praten, en wie vooral probeert te overleven.
Wat als je geen keuzevrijheid hebt?
Dan is beleid geen uitnodiging, maar een extra taak. Dan is participatie een plicht zonder perspectief. Dan is inclusie een mooi woord, maar geen ervaring.
Laten we ons als gemeente afvragen voor wie ons beleid écht werkt. Werkt het voor mensen met weinig geld, weinig tijd, weinig rust? Voor mensen die niets kunnen uitbesteden — of ze nu onder, op of boven modaal zitten? Werkt het ook in de praktijk van de Wmo, waar zelfredzaamheid het uitgangspunt is, maar niet iedereen die zelfredzaamheid (nog) heeft?
Beleid dat daarop antwoorden biedt, is pas echt inclusief.
Voor SAMEN Geldrop-Mierlo begint gelijke kansen bij het besef dat niet iedereen alles zelf kan — en dus doen we het samen.